DCD: Developmental Coördination Disorder
Wat is DCD?
De afkorting DCD staat voor Developmental Coördination Disorder; in het Nederlands vertaald als stoornis in de ontwikkeling van de coördinatie van bewegingen. Dit is een verzamelnaam voor een aantal kenmerken van (licht) gestoorde motorische functies, zoals een lage spierspanning, het trager bereiken van ontwikkelingsmijlpalen, bewegingsonrust, een minder goed ontwikkelde grove en fijne motoriek. Deze problemen kunnen apart voorkomen, maar veel vaker treden ze in combinatie op.
DCD lijkt volgens onderzoeken voor te komen bij 5-10% van de schoolgaande kinderen en vaker zijn dit jongens.
Wat zijn de kenmerken van DCD?
Kinderen met DCD hebben moeite met de meest simpele dagelijkse handelingen. Zij leren bepaalde motorische vaardigheden minder makkelijk dan andere kinderen. Ze struikelen bijvoorbeeld makkelijk, hebben moeite met het doseren van kracht en gooien bijvoorbeeld een bal veel te hard of juist te zacht. Daardoor kunnen sport- en spelactiviteiten soms heel lastig zijn. Tandenpoetsen, praten, schrijven of zelfstandig eten kunnen ook moeilijk zijn. Het op het juiste moment starten en stoppen van bewegingen gaat moeizaam.
De bewegingen van kinderen met DCD zijn wat ongecontroleerd, minder precies en veel wisselender dan bij andere kinderen. Daardoor lijkt het alsof ze erg onhandig zijn. Een kind met DCD laat bijvoorbeeld eerder dingen vallen of botst tegen dingen aan.
Hoe weet ik of mijn kind DCD heeft?
De diagnose DCD wordt altijd gesteld door een specialist, zoals een kinderarts of revalidatiearts. Vaak worden kinderen met het vermoeden op DCD echter eerst door een kinderfysiotherapeut gezien. Ouders valt op dat hun kind vaker valt, meer moeite heeft met motorische vaardigheden en soms krijgen ze deze signalen ook van de leerkracht.
De kinderfysiotherapeut inventariseert altijd eerst de hulpvraag. Na een uitgebreide intake, waarbij ook gevraagd wordt naar de vroegkinderlijke ontwikkeling (mijlpaalontwikkeling) en de school- en sportprestaties, volgt een lichamelijk onderzoek. Daarnaast heeft de kinderfysiotherapeut meetinstrumenten (testen) om de motorische ontwikkeling in kaart te kunnen brengen, de Movement ABC II. Daarmee kan het motorisch functioneren van het kind vergeleken worden met het functioneren van leeftijdsgenoten. Ook kan aan de hand van deze test bepaald worden of er daadwerkelijk sprake is van een motorische ontwikkelingsachterstand.
Bij het vermoeden op DCD zal de kinderfysiotherapeut u doorverwijzen naar de kinderarts. Wanneer er geen andere aandoening is én wanneer het kind een “normaal” IQ heeft (>70), dan kan er sprake zijn van DCD.
Wat kan de kinderfysiotherapeut betekenen voor kinderen met DCD?
Niet alle kinderen met DCD hebben kinderfysiotherapie nodig. Bij kinderen met lichte DCD zien we regelmatig dat zij, door het oefenen met sport en spel, alsnog hun fijne en grof motorische vaardigheden ontwikkelen.
Als het kind echter problemen ervaart in het dagelijks functioneren en met schoolse vaardigheden, dan is het wel verstandig om met kinderfysiotherapie te starten. De kinderfysiotherapeut zal op een speelse wijze de fijne- en grof motorische vaardigheden oefenen, gericht op de hulpvraag van ouders en kind. Daarnaast wordt er gebouwd aan zelfvertrouwen en zelfstandig functioneren.
In de behandeling van kinderen met DCD is de samenwerking tussen kind, ouders, kinderfysiotherapeut, leerkracht, arts en eventueel andere disciplines, zoals bijvoorbeeld de logopedist of ergotherapeut heel belangrijk. Alleen zo kunnen de behandeldoelen optimaal op elkaar worden afgestemd.
Veel van de DCD kinderen die we in onze praktijk zien, krijgen ook hulp van een logopedist of ergotherapeut. Samen met hen vormen wij het ELK-team. Benieuwd wat het ELK team inhoudt, klik dan op onderstaande link.